Van die vrouwendingen

Ik heb niet zo veel met mode en beauty. Slechts een paar keer per jaar geef ik geld uit aan make-up of verzorgingsproducten. Meestal als mijn mascara zodanig is uitgedroogd dat ik geen klontvrije wimpers meer kan produceren, of op het moment dat mijn Lief zich af begint te vragen hoe het komt dat zijn douchegel nu alweer op is.

 

Ik ben ook niet zo’n vrouw die heel blij wordt van shoppen. Onvermoeibaar winkel in winkel uit hobbelen, kostbare tijd verspillen met het in de rij staan voor overvolle paskamers met giechelende tieners, tassen slepend met kledingstukken waarvan je al minstens drie vergelijkbare exemplaren in de kast hebt hangen; het is mij allemaal vreemd. Maar goed, ook ik ga natuurlijk graag fatsoenlijk gekleed en ben daardoor soms genoodzaakt tot het kopen van kleding.

Vandaag is het weer zover en gelukkig voel ik weinig weerstand. Het is een doordeweekse dag – dus zo min mogelijk kans op drommende mensenmassa’s – en ik heb een vastomlijnd plan: een ‘little black vest’. Zo’n handig, niet al te opvallend, maar o zo lekker zittend, warm vest dat goed staat boven elke spijkerbroek en in combinatie met ieder T-shirt. Het lijkt een simpele opgave, dus ik heb goede hoop op succes.

Bij de V&D – waarvan ik denk dat het een slimme keuze is, omdat daar meerdere merken en stijlen worden aangeboden – blijkt de term ‘simpel zwart’ niet tot de winkelfilosofie te behoren. Overal waar ik kijk schreeuwen felle kleuren, gouden knopen, glitterriemen en regenboogmotieven mij toe: “Wij passen niet bij jou!” Snel baan ik me weer een weg naar buiten, richting de wat kleinere kledingwinkels. In een pijpenla met een buitensporig grote glimmende entree word ik direct bij de deur aangesproken door een dichtgeplamuurde, zwaar geparfumeerde dame in mantelpak. Als ik haar vertel dat ik een simpel zwart vest zoek, schudt ze minzaam haar hoofd.  “Nee, wij bieden alleen de actuele trend: barokke stijlen, veel kleur. Dussss….” Ik vraag me af of de lippenstift op haar voortanden dussss ook de nieuwste trend is en verlaat snel de winkel.

Ook een paar deuren verder geen passende vesten; alleen maar lange, hobbezak-achtige lappen met grote zakken. Toegegeven, met zo’n oversized vest om mijn lijf zou het niet meer opvallen dat ik vrij korte benen heb en dat ik sowieso klein van stuk ben, maar dat zou dan komen doordat ik in zo’n gewaad helemáál niet meer opval. Dat lijkt me niet het gewenste effect. Een uur en vijf winkels later stap ik daarom zonder plastic tasje weer op de fiets. Genietend van de herfstzon rijd ik een straatje om, zodat ik langs mijn favoriete bakkertje kom. Ik vind dat ik als pleister op de wonde een groot stuk carrot-cake heb verdiend.

Thuis aangekomen zet ik een kopje koffie. Ik leg het doosje met de carrot-cake in de koelkast, naast het zakje slagroomtruffels en (“o ja..!”) het doosje met het stuk mokka-schuimgebak dat ik gisteren heb gekocht. Tevreden ga ik met mijn mok aan de keukentafel zitten. Ik ben blij dat ik niet zo’n vrouw ben die alleen maar dingen in huis haalt die ze niet persé nodig heeft.