“Maar het ging toch zo goed tussen jullie?” vraagt de vriendin over de telefoon.
“In principe wel,” zeg ik.
Ik begin te vertellen. Dat het niks met ons te maken heeft. Of, nou ja, eigenlijk wel, omdat we op de achtergrond altijd te maken hebben met twee exen, een co-ouderschapsweekindeling en een planning. Zonder een ‘ons’ zouden die dingen ook niet bestaan.
We hebben het inmiddels in ons systeem wanneer welke kinderen waar slapen. Maar hoe het nu zit met die zomerschoenen die niet in de tas zaten, de regenjas die nog van het ene huis naar het andere moet, de broodkorstjes die ze niet opeten ‘omdat dat bij mama ook niet hoeft’, het taalgebruik waar papa geen moeite mee heeft maar wat ik liever niet wil horen, de kosten voor de dierentuin die ik wél met mijn ex deel en hij niet, de luizenbehandeling die we na een week moeten herhalen (of had hun vader dat nou al gedaan?), de opmerking van zijn vijfjarige dochter over mij en mijn kinderen (‘mama zei dat jullie gewoon een stuk drukker zijn dan wij’), de tranen die daardoor constant achter mijn ogen prikken maar waarvan ik niet weet of het verdriet is of frustratie, de planning van vakanties – wie gaat wanneer weg en voor hoe lang en wanneer komen welke kinderen dan weer naar welk huis toe -, de campingspullen die wij nodig hebben maar die nog bij zijn ex-schoonmoeder liggen, de discussie over wie die spullen daar dan op gaat halen… hoe het dáár mee zit, dat ligt een stuk gecompliceerder.
Soms lig ik er wakker van dat ik niet spontaan tickets kan kopen voor dat concert waar ik hem mee wil verrassen, omdat het plaatsvindt op een dag dat de kinderen bij ons zijn en ik dus eerst twee exen moet vragen of de kinderen die avond al naar hen toe mogen komen. En dat het dan veel te lang duurt voordat ze reageren en de tickets dan helaas al zijn uitverkocht.
Ik lig er wakker van dat hij soms tegen me zegt ‘het is zo heftig’ en ik daar boos om word, want hij had hier toch zelf voor gekozen en wat moest ik nou met deze demotiverende informatie, get over your fucking self. En dat ik soms hetzelfde tegen hem zeg, ‘het is zo heftig’, en dat hij dan naar me toe komt en me laat huilen en me vasthoudt totdat ik de knoop in mijn keel langzaam voel zakken.
Mijn vriendin zegt dat het tijd is voor bier. We plannen een afspraak en hangen op.
Een paar dagen later ga ik naast haar zitten aan een tafeltje op een terras.
“Hoe is het nou?” vraagt ze.
Ik denk aan de afgelopen dagen, zijn knipoog vanaf de andere kant van het schoolplein, zijn lieve appjes, het briefje naast het koffiezetapparaat, de gesprekken die we samen hadden en de tranen die we hebben gehuild en gelachen.
Ik glimlach naar haar en geef het enige antwoord dat recht doet aan de waarheid: “Ik ben gelukkiger dan ik ooit in mijn leven ben geweest.”
Foto: Chris Barbalis via Unsplash