Ik ben gewoon een 2-euromunt

Social media, en dan met name blogs en Twitter, ik word daar erg blij van. Ik geloof er heilig in dat je er dingen mee kunt bereiken. Niet alleen privé, maar ook in je werk. Het kost niks. Tenminste, geen geld. Wel energie. Ik moet er wat voor doen om ervoor te zorgen dat mijn volgers mijn volgers blijven en regelmatig dit blog bezoeken. Sinds kort verdiep ik me meer in mijn blogstatistieken: hoeveel mensen er per dag op mijn blog komen, welke posts ze lezen en hoe ze hier terecht zijn gekomen. Dat laatste doet me steeds opnieuw beseffen dat het ‘creëren van traffic naar je website’, zoals dat zo mooi heet, hard werken is. Want al lukt het me aardig om teksten te schrijven die worden gelezen en gewaardeerd, een bezoek aan mijn blog gebeurt in de meeste gevallen alleen nog als reactie op een Twitterbericht en retweets van de lezers. Daarna zakken die balkjes gewoon weer naar beneden. 

Om retweets is het me natuurlijk in eerste instantie te doen. Een retweet betekent dat een lezer mijn content interessant of leuk genoeg vindt om met anderen te delen. En die anderen komen dan altijd even kijken. Maar ik ben slechts zo goed als mijn laatste post. Van de bezoekers die via een (re)tweet op mijn blog komen, leest iedereen de allereerste tekst, de helft ervan degene die daar direct onder staat en slechts een handjevol klikt door naar andere teksten.

Twee euro muntIn eerste instantie speelt mijn onzekerheid dan op. Oké, die saunatekst en die sollicitatiebrief vielen blijkbaar in de smaak, maar niet genoeg om langer op mijn blog te blijven? Waren de andere posts zoveel minder goed dat de lezer besloot om weer verder te surfen? (surfen? bestaat die term eigenlijk nog?) Of heeft het te maken met de vluchtigheid van het medium en is een blog nog steeds niet te vergelijken met een boek of tijdschrift waar je eens even lekker voor gaat zitten met een kop koffie, zoals je dat vroeger met een krant deed? 

Als ik mijn timeline moet geloven lezen mensen iedere dag meerdere artikelen om deze vervolgens op Twitter te delen. Wanneer doen ze dat allemaal? Onder werktijd? En hoe zit het met de schrijvers die iedere dag bloggen? Hebben die wellicht helemaal geen baan? Of geen familie die ‘s avonds tijd met ze door wil brengen?

Deze vragen waren er natuurlijk de reden van dat ik terechtkwam op de website van Kitty Kilian. Haar Blogacademie ‘leert je belachelijk goed zakelijk bloggen’. Haar posts zijn goed, van het rake soort. En het soort dat je raakt. Ik was er binnen no time van overtuigd dat ik die cursus moet gaan doen. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor m’n werk. Ik had al bijna op de inschrijfknop gedrukt, toen ik het cursusgeld zag. Bijna 1500 euro. Uh! Dat kan ik niet betalen. Als ik 1500 euro over zou hebben, zou ik eerst met mijn gezin op vakantie gaan. Dat is al drie jaar niet gebeurd. Dus.

Een betaalbaardere cursus zoeken dan maar. Of datgene doen wat in veel boeken over bloggen en schrijven wordt geadviseerd: het zo vaak mogelijk doen om steeds beter te worden. En toch steeds maar weer in die Twitter-timeline klimmen. Want als ik dat regelmatig doe, zo bewijzen mijn statistieken, krijg ik op slag meer volgers en lezers. Daar gaat het mij natuurlijk om. Ik ben een schrijver met het verlangen om ooit méér met dat schrijven te gaan doen. Dan is de aanwezigheid van een club mensen die dat op voorhand ook ziet zitten wel meegenomen.

Soms laat ik me ontmoedigen. Dan kom ik ineens artikelen tegen die me de moed in de schoenen doen zakken. Zoals een stuk van Jasper Henderson in de Groene Amsterdammer (uit 2010, kwam ik deze week weer in de stapel tegen). Ik citeer hem hier even:

Nog altijd vind ik het onvoorstelbaar dat honderdduizenden mensen de ambitie hebben om een boek te schrijven en dat ook nog gepubliceerd te krijgen. Het fenomeen van de weblog en meest recent Twitter heeft het er niet beter op gemaakt: iedereen met een enigszins succesvolle blog meent al snel dat een roman tot de mogelijkheden behoort. Dat die uitingsvormen juist haaks op elkaar staan en dat het schrijven van een roman nog altijd een ambacht is, is iets wat je maar beter voor je kunt houden.

Ik trok me dit citaat in eerste instantie nogal aan. Misschien is het inderdaad een illusie dat het bescheiden publiek dat ik via Twitter rondom mijn blog opbouw mij ooit Het Echte Werk gaat opleveren. Maar als ik het allemaal maar laat afhangen van toeval, dan kom ik natuurlijk helemaal nergens. Dat het schrijven van een roman een ambacht is weet ik ook wel, maar waar beter dan op een weblog kan ik als schrijver testen of mensen mijn verhalen lezenswaardig vinden?

En dus… probeer ik dat soort uitspraken maar weer naast me neer te leggen. Wat niet makkelijk is, want ik ben diep vanbinnen een kleine pessimist. Te snel bereid om te geloven dat ik zoiets als een ‘Waanzinnig Plan’ (ja, dat boek ligt hier ook) niet kan waarmaken. Soms galmt een vroegere uitspraak van mijn moeder nog wel eens na in mijn hoofd: ‘Wie een dubbeltje is, wordt nooit een kwartje’. Gelukkig bestaan die munteenheden niet meer en kan ik die opvoedkundig-niet-zo-handige uitspraak nu dus lekker aan mijn laars lappen. Het naar mijn eigen hand zetten. Ik ben gewoon een 2-euromunt! Of nee, (*iets zelfverzekerder, Eef!*) een briefje van vijf!!

Al lijkt de waarde van zo’n briefje weinig, met een beetje creativiteit kun je er best wel wat leuks mee.