De vernietigende kracht van een klein briefje

Ik trap op een briefje. Iemand heeft het blijkbaar onder de deur van mijn kantoor doorgeschoven. Ik raap het op en lees wat erop staat. Ik frons mijn voorhoofd. Middenin mijn kantoor, met mijn jas nog aan, lees ik het nog een keer. Ik kijk om me heen, alsof ik collega’s denk aan te treffen aan wie ik kan vragen wat dit moet voorstellen. Maar het is nog vroeg, ik ben de eerste op de afdeling.

Briefje2Eerst maar even koffie. Jas uit, computer aan. Ik sta bij mijn bureau en kijk naar het briefje. Ik zucht. Het raam moet open, frisse lucht.
Met mijn kopje loop ik naar de keuken. Minuten nadat de Senseo is doorgelopen, sta ik daar nog. Starend naar mijn koffie, alsof die het antwoord zal geven.
Terug in mijn kantoor kijk ik nog één keer naar het briefje en berg het dan op in een la. Onder een stapel mappen. La dicht, aan het werk.

Ik ben zo iemand die secundair reageert op onverwachte situaties. Een plotseling sterfgeval of een onvoorziene ruzie; als het me overvalt, schakelen mijn hersens over op een soort noodaggregaat. Pas als het nieuws is bezonken start mijn hoofd weer op en kan ik zeggen wat het met me doet. Daardoor komt het regelmatig voor dat ik op het moment suprême niet reageer zoals ik zou willen reageren. Zou móeten reageren. Woorden die mijn mening moeten vormen, blijven ergens ter hoogte van mijn borstkas steken. Maar omdat mijn lijf wél iets kwijt moet, stuurt het alvast vervangers. Tranen, een koortslip, hoofdpijn, honger. Ze blijven bij me totdat de weg van de woorden weer vrij is.

Dat fucking briefje. Aan het eind van de dag diep ik het weer op uit de la. Tegenover me kletsen twee collega’s over taarten bakken en diëten volgen. Ik kijk naar ze over het randje van mijn beeldscherm. Zou één van hen…? Nee, dat geloof ik gewoon niet. In de hoek bij het raam zit een andere collega geconcentreerd naar zijn beeldscherm te turen. Alsof hij voelt dat ik naar hem kijk, draait hij zijn hoofd in mijn richting. Hij geeft me een knipoog. Ik glimlach terug. Zou híj vinden dat ik…? Maar zou hij dat dan via een anoniem briefje…? Ik schud mijn hoofd. Het is tijd om naar huis te gaan.

In een opwelling verfrommel ik het briefje tot een prop en gooi het in de prullenbak. Ik wens mijn collega’s een fijne avond en loop het gebouw uit. Ik zuig mijn borstkas vol met lucht. Buiten verwarmen de laatste stralen van de namiddagzon mijn natte wangen.