Besef

Toen de vijfjarige voor de derde keer huilend de kamer binnenkwam, de negenjarige me tijdens het uitleggen van rekensommen ‘dombo’ noemde, de zesjarige een broodmes naar de achtjarige uitstak en de achtjarige bovenop de vijfjarige ging liggen – die op zijn beurt voor de vierde keer begon te huilen – drong het tot me door: als het ons niet gaat nekken, komen we hier met z’n allen sterker uit.

Het is de tweede thuiswerkweek en ik verval nu al in clichés.

Maar, zo las ik op Twitter, we mogen niet te streng zijn voor onszelf. We waren hier met z’n allen immers niet op voorbereid.

“Mama, ik vind het best een beetje spannend,” zegt de negenjarige, terwijl ze haar fiets in de schuur zet.

Ik sta in de tuin onder de kersenbloesem. Het is eind maart en hij heeft al geen bloemen meer.

“Wat vind je precies spannend, schat?”

“Nou,” zegt ze, terwijl ze langs me heen naar de trampoline huppelt, “dat opa en oma misschien wel dood gaan.”

Ik houd me even vast aan de uitgebloeide boom en slik een cliché in.

De zon schijnt.

De lente is vroeg dit jaar.

 

Een (corona)crisis brengt het slechtste in de mens naar boven. En soms het beste. De komende tijd schrijf ik elke week een stukje.

Foto: zelf gemaakt, in mijn achtertuin