Zoals die dingen gaan

[Voor Not Just Any Book las ik De Teruggekeerden van Jason Mott. Hier mijn recensie.]

Mensen die terugkeren uit de dood, en wat dat met de achtergeblevenen doet; het is een interessant onderwerp. Dat het boek door Harlequin wordt uitgegeven probeer ik maar even te negeren, al vraag ik me wel af in hoeverre ik het serieus moet nemen dat de uitgever van de Bouquet-reeks boekjes Jason Mott een getalenteerd schrijver noemt.

Laat ik beginnen met te vertellen dat ik voornamelijk ‘s avonds lees. In bed. Ik ga anderhalf uur vóór het tijdstip dat ik het licht uit wil doen naar boven, zodat ik me met een boek in mijn eentje op de slaapkamer kan terugtrekken. Op die manier lees ik het liefst. Niet zelden komt het voor dat een boek me zo meeneemt, zo boeit, dat ik die geplande anderhalf uur zonder te merken overschrijd en alsnog te laat ga slapen. In de week dat De Teruggekeerden op de mat valt, ben ik net op bladzijde 225 van Het Schervengericht van A.F.Th. Van der Heijden. Het boek heeft me al honderden bladzijden volledig in zijn greep, maar aangezien ik met Not Just Any Book heb afgesproken om vóór eind augustus een recensie van De Teruggekeerden te plaatsen, onderbreek ik de roman van A.F.Th. en begin aan die van Mott.

DeTeruggekeerden_600-194x300Het verhaal begint met de terugkeer van Jacob, het achtjarige zoontje van Lucille en Harold Hargrave. Hij verdronk in 1966 en staat vijftig jaar later springlevend en gezond weer bij zijn ouders op de stoep. Zij zijn echter vijftig jaar ouder geworden, terwijl Jacob acht jaar oud is gebleven. Jacob is niet de enige die is teruggekeerd uit de dood. Overal ter wereld duiken gestorvenen op en in korte tijd zijn er zoveel Teruggekeerden, dat de Ware Levenden – zoals ze zichzelf noemen – zich bedreigd voelen. Er worden kampen opgericht waar de Teruggekeerden worden ondergebracht en als deze vol zijn, worden huizen van Ware Levenden ingenomen om de Teruggekeerden te kunnen huisvesten. Hierdoor ontstaan overal rellen en loopt de situatie volledig uit de hand.

Tijdens het lezen van de eerste hoofdstukken denk ik nog dat de sobere, bijna simpele schrijfstijl van Jason Mott een techniek is om de spanning op te bouwen, in de trant van ‘in het begin lijkt er nog weinig aan de hand, maar al snel wordt alles steeds gecompliceerder’. De schrijfstijl verandert echter niet en begint me halverwege het boek tegen te staan. Vooral de ontelbare herhalingen en toelichtingen laten mij als lezer geen enkele ruimte voor een eigen interpretatie van de gebeurtenissen. Een goede schrijver, vind ik, hoeft zijn beeldspraak niet toe te lichten om een bepaald gevoel bij de lezer op te roepen. Jason Mott doet dit echter wel. Alsof hij zijn lezer onderschat.

Of zou het aan zijn uitgever liggen, vraag ik me stiekem af. Die is immers een Bouquet-lezerspubliek gewend. In gedachten zie ik hoe Jason Mott, die tot nu toe alleen gedichten publiceerde waarmee hij een nominatie voor een prestigieuze literaire prijs in de wacht sleepte, door zijn uitgever wordt gedwongen om zoveel mogelijk passages in zijn boek letterlijk uit te leggen. “Metaforen en verwijzingen naar andere werken, dat zijn onze Harlequin-lezers niet gewend, hoor, Jason! Dus laten we op pagina 307 even een stijlkenmerk van een tragedie uitleggen – want ja, we kunnen er niet vanuit gaan dat ons publiek daarvan op de hoogte is.” En dat ik daardoor wordt opgescheept met een zin als deze:

Zoals zo vaak bij personages in een tragedie vertelde Juniors intuïtie hem dat er iets akeligs stond te gebeuren.

En deze:

Wanneer de wereld vol magie was, zoals de laatste tijd, werd Lucille eraan herinnerd dat het juist de alledaagse momenten waren die ertoe deden in het leven.

(Jaja, het zijn de kleine dingen die het doen, die het doen)

Of deze:

Zelfs toen hield ze vol, zich vastklampend aan dit moment, dit beeld, dit leven, deze ene ademtocht, hoewel ze wist dat ze dit alles uiteindelijk los zou moeten laten.

Ja, loslaten, dat is wel een onderliggend duidelijk geformuleerd thema in het boek. In gedachten zie ik hoe Jason zijn voorhoofd fronst, terwijl zijn uitgever op de achtergrond gewoon doorpraat: “Hoe bedoel je, Jason, niet subtiel? Dat maakt niet uit jongen, dit is een bóek, niet één van je gedichten!”

Misschien klinken bovengenoemde citaten niet eens zo erg als je het boek nog niet hebt gelezen. Maar ken je dat? Dat je het zoemen van een lamp, of het zachte druppelgeluid van de ijskast, pas hoort als iemand anders je erop wijst? En dat je het daarna ook steeds wéér hoort, en je het niet meer niet kunt horen? Zo ging het ook met al die toelichtingen in dit boek. Ineens las ik ze overal. Dus laat ik er maar over ophouden, voordat ook ik mezelf te vaak ga herhalen.

Verder met het religieuze thema in de roman. Doopsgezindheid, boetedoening, vergeving, verlossing, het komt allemaal aan de orde. Helaas voor meneer Mott ben ik een rasechte atheïst. Eerst wilde ik schrijven dat ik gewoon niet houd van boeken met een religieus thema, maar dat klopt helemaal niet. Eerder las ik ‘Knielen op een bed violen’ van Jan Siebelink en ‘Dorsvloer vol confetti’ van Franka Treur. Juist vanwege het bevreemdende effect dat het geloof van de hoofdpersonages bij me teweegbracht, wisten deze boeken mij ontzettend te boeien. In De Teruggekeerden is het geloof echter niet impliciet aanwezig, maar word ik als lezer doodgegooid met de uitroepen van Lucille, die te pas en te onpas het woord tot God richt. Op een bepaald moment vind ik het alleen nog maar vervelend en afleidend, al dat geroep om de “Heer! Heer! Heer!”

Over afleidend gesproken: de hoofdvertelling wordt regelmatig onderbroken door hoofdstukken die vanuit het perspectief van steeds een andere Teruggekeerde zijn geschreven. Mott lijkt met deze tussenstukken iedere keer een nieuwe verhaallijn te starten, waarvan ik als lezer – niet in de laatste plaats omdat Mott de personages in deze hoofdstukken allemaal zorgvuldig van voor- en achternamen heeft voorzien – verwacht dat ze ergens, aan het eind van de roman, zullen samenkomen. Dat doen ze echter niet. De personages blijven nutteloze vermeldingen die het verhaal nog oppervlakkiger maken.

Jeetje… (Lucille zou hier zeggen: “O Heer!”), ik had helemaal niet gepland om er zo’n negatieve recensie van te maken… Maar nu ik zo aan het schrijven ben, komen er steeds meer dingen naar boven die ervoor zorgen dat ik het boek een teleurstelling vind. Het onderwerp lijkt in eerste instantie interessant, maar wordt gewoon niet goed genoeg uitgewerkt om écht te boeien. Het slot is voorspelbaar (de wereld ontspoort) en doordat veel Teruggekeerden net zo geheimzinnig weer verdwijnen als ze zijn gekomen, bekruipt me het gevoel dat Jason Mott zijn verhaal aan het einde heeft afgeraffeld.

Tot slot struikelde ik een aantal keren over slechte of onnodige zinnen. Zoals op bladzijde 342:

Lange tijd bleven ze zo zitten. Nu en dan klonk er rumoer van buiten, schermutselingen die hier en daar werden uitgevochten – zoals die dingen gaan.

Zoals die dingen gaan? Ik weet helemaal niet hoe die dingen gaan en helaas slaagt Jason Mott er in dit boek niet in om mij te laten vóelen ‘hoe die dingen gaan’.

Samengevat heeft dit boek ervoor gezorgd dat ik het licht elke avond op het geplande tijdstip uitknipte. Vanavond lees ik weer verder in het boek van A.F.Th. van der Heijden. Een verhaal dat onder mijn huid kruipt, me meeneemt, me de tijd doet vergeten. Zoals dat met goede boeken gaat.