Showballet

Het is druk in het park.

Er is een podium en harde muziek.

De benauwde lucht vult zich met trommelgeluiden van het plaatselijke slagwerkorkest. R. duwt de kinderwagen over het platgetrapte gras. Ik houd het bezwete handje van mijn dochter stevig vast. Onze kinderen kijken met grote ogen om zich heen. Het festival – ‘Zomer in het Park’, lezen we op een poster bij de ingang – overvalt ons. Mijn dochter ziet tussen de dichtbegroeide struiken door als eerste het springkussen. En direct daarna de buurjongen. We gaan toch maar even kijken.

Voor het podium loopt een gezette man met een megafoon heen en weer. Zijn lubberige shirt vertoont vochtige plekken onder zijn oksels en op zijn rug. Hij heeft een rood petje op. Het ononderbroken getrommel van het orkest overstemt zijn blikkerige gebrul. Met zwaaibewegingen van zijn armen maakt hij de onverschillig ogende menigte duidelijk dat ze opzij moet gaan.

Langzaam ontstaat een open plek op het grasveld. Likkend aan ijsjes en wiegend op het ritme van de trommels draaien mensen hun lichamen verwachtingsvol richting de man met de megafoon. We zien onze buren en gaan bij hen staan. Mijn dochter glimlacht verlegen naar hun zoontje.

Ineens stopt het getrommel. Vanachter het podium lopen een stuk of twaalf schaarsgeklede meisjes het grasveld op. De cups van hun zilverglinsterende bikinitopjes zijn nauwelijks gevuld. Ze stellen zich met hun handen in de zij in drie rijen op. Uit de grote speakers boven het podium barst muziek los, iets Shakira-achtigs. De meisjes beginnen te dansen en schudden synchroon met hun in ultrakorte, strakleren hotpants gestoken spillebillen.

Mijn dochter wil op mijn arm, zodat ze het beter kan zien. Haar mond zakt langzaam open. Ze fronst licht en wijst naar de springende meisjes. De menigte begint mee te klappen op de maat van de muziek.

R. staat naast de buurman en roept iets in zijn oor. Ze kijken naar de meisjes die hun heupen nu driftig heen en weer bewegen. De buurman knikt en wrijft over zijn kin. De muziek wordt steeds opzwepender en de meisjes geven alles. Aan het eind van het nummer draaien ze zich met hun ranke ruggen naar het publiek. Ze bukken en slaan zichzelf, glimlachend omkijkend, met twee handen op hun draaiende achtersten. In het publiek beginnen een paar volwassen mannen te joelen. Vanuit de kinderwagen klinkt zacht gesputter.

Ik voel hoe de buurjongen aan mijn shirt trekt en ga op mijn hurken naast hem zitten. “Mag ik met haar spelen?” roept hij in mijn oor. Mijn dochter heeft zich al uit mijn greep bevrijd en pakt haar Winnie The Pooh-bal uit het boodschappennetje van de kinderwagen. Zonder nog één keer om te kijken naar het showballet rent ze samen met de buurjongen richting de speeltuin.

“Ja hoor meid,” zeg ik hardop, zonder dat iemand me hoort, “ga jij maar lekker voetballen.”